De rijke landen dragen verantwoordelijkheid voor de klimaatproblematiek, terwijl het de armste landen zijn die er de meeste impact van ondervinden. Daarom is er in het Klimaatakkoord van Parijs voorzien dat er wereldwijd jaarlijks 100 miljard dollar naar de klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden moet vloeien. Het blijft moeilijk om dit cijfer te halen. Op politiek niveau blijft het bovendien betrekkelijk stil. PvdA trekt de klimaatfinanciering bijvoorbeeld wel los van de ontwikkelingshulp en vindt dat dit bovenop het budget voor de ontwikkelingssamenwerking moet komen. En ook GroenLinks en de Partij voor de Dieren onderschrijven dit. Toch zijn het uitzonderingen, want maar weinig politieke partijen spreken zich in hun verkiezingsprogramma’s nadrukkelijk uit over de klimaatfinanciering.
Wereldwijde klimaatfinanciering
De landen die het zwaarst worden getroffen door de klimaatcrisis treffen vaak het minste ‘schuld’. Zij krijgen te maken met extreem weer, gaande van de vele overstromingen in Zuidoost-Azië tot de extreme droogte in Oost-Afrika. Het is een onrechtvaardige situatie en steeds meer landen beseffen dat zij moeten bijdragen. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door klimaatmigranten welkom te heten, door meer inspanningen te leveren of door klimaatfinanciering. Toch doen we volgens velen nog steeds te weinig.
Klimaatfinanciering in ontwikkelingslanden
De klimaatverandering is een wereldwijd fenomeen en armere landen hebben nood aan ondersteuning. Dat werd al erkend in het VN-klimaatverdrag van 1992, maar het duurde tot 2009 alvorens het een en ander concreet werd. Uiteindelijk werd de toezegging, de 100 miljard dollar aan klimaatfinanciering per jaar, in het Klimaatakkoord van Parijs (2015) ingeschreven. Hierbij kunnen de begunstigde overheden niet alleen op het door de verschillende andere overheden aangewend geld rekenen, maar ook op giften van burgers, private investeringen enzovoort.
De klimaatfinanciering wordt enerzijds aangewend voor klimaatmitigatie, bijvoorbeeld het voorkomen of verminderen van uitstoot in ontwikkelingslanden. Daarnaast gaat een deel van de klimaatfinanciering naar klimaatadaptatie. Dit wil zeggen dat de kwetsbare groep of het kwetsbare land wendbaarder wordt gemaakt om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen, bijvoorbeeld door nieuwe gewassen te telen, gronden beter te beheren of waterreservoirs aan te leggen.
Kritiek op de klimaatfinancieringsinspanningen
In de praktijk blijkt echter dat dit bedrag maar moeilijk wordt gehaald en dan nog is er sprake van creatief boekhouden, zoals het budget voor ontwikkelingssamenwerking dat ook voor de klimaatfinanciering wordt ingeschreven. Dit komt omdat er geen duidelijke definities zijn ingeschreven en dat iedereen de term klimaatfinanciering vrij interpreteert. Ook tijdens de COP24 in Katowice werd afgesproken dat landen vrij waren om te bepalen welke methodologie zij zouden gebruiken en dit alles maakt het optellen tot een duidelijk totaal heel lastig.
Tevens maken ook leningen die de staatsschuld van ontwikkelingslanden verder opkrikken gewoon deel uit van de klimaatfinanciering. Minister Kaag benadrukte tijdens de Kamervragen in 2021 nog dat het door de omvang van de klimaatopgave nu eenmaal niet realistisch is om alleen op giften te rekenen. Niet alleen Nederland telt overigens leningen mee als klimaatfinanciering, maar ook landen als Duitsland en Frankrijk doen dit.
Bij de beantwoording van de Kamervragen werd overigens ook de vraag gesteld wat volgens minister Kaag een fair share van Nederland is aan de 100 miljard dollar van het Parijsakkoord. Zij gaf aan dat de inzet van het kabinet is om de totale publieke klimaatfinanciering tot 480 miljoen euro per jaar te doen oplopen en dat het aan een nieuw kabinet is om de volgende doelstellingen te bepalen. Tijdens de latere Adaptatie-top beloofde Nederland 600 miljoen euro klimaatfinanciering. BHOS/ISG streeft nochtans naar een fair share van 1,2 miljard euro per jaar, maar dit streefbedrag is nooit formeel in beleid vastgelegd.
Een ander punt van kritiek is dat de 100 miljard dollar per jaar, een bedrag dat nog niet wordt gehaald, nog niet eens voldoende is. Het rapport ‘State and Trends in Adaptation 2020’ van de Global Center on Adaptation concludeert namelijk dat er tussen de 140 en 300 miljard dollar per jaar nodig is voor de klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden. In hetzelfde rapport wordt bovendien gesteld dat 95% van de klimaatfinanciering naar mitigatie gaat en slechts 5% naar adaptatie, terwijl de ontwikkelingslanden net meer nood hebben aan dit laatste. De rijke landen hebben uiteraard het meeste baat bij mitigatie om hun doelstellingen te behalen. Het moet wel gezegd worden dat Nederland tijdens de Climate Adaptation Summit zich nog heeft uitgesproken hierover en stelt dat 50% van de Nederlandse klimaatfinanciering naar klimaatadaptatie zal gaan.
Klimaatplannen van de politieke partijen
Als het op het klimaat aankomt, is er duidelijk werk aan de winkel. Het klimaat verandert nu eenmaal snel en dit vergt gigantische investeringen, zowel in Nederland als in ontwikkelingslanden. Waar de klimaatproblematiek jaren terug nog werd gemonopoliseerd door de groene partijen, heeft elke politieke partij tegenwoordig een eigen visie op de klimaatproblematiek. Wij doken in de recentste verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen die nationaal vertegenwoordigd zijn. Het is opvallend hoe weinig aandacht deze programma’s hebben voor klimaatfinanciering. De partijen die er aandacht voor hebben, spreken zich duidelijk uit voor een ruimere klimaatfinanciering en een ontkoppeling met de ontwikkelingssamenwerking of zijn net radicaal tegen de klimaatfinanciering. Het merendeel van de partijen schenkt er weinig aandacht aan en focust eerder op wat er binnen de eigen landsgrenzen moet gebeuren.